Gesigneerd: Charles du Tertre [op de wijzerplaat] (voor 1778)
Gemerkt: Blauw dubbele L voor Sevres en BD voor Francois Baudouin de Oude, hoofdzakelijk vergulder, actief bij de “Manufacture de Sevres” tussen 1750 en 1800 [vaas en zuil]
La petite tendresse: In de klei gekerfd: B, signatuur van Jean Jacques Bachelier, directeur van het sculptuuratelier tussen 1766 en 1773.
Ontworpen door Simon-Philippe Poirier (ca. 1720 – 1786) en Dominique Daguerre (ca. 1740 – 1796)
Het uurwerk heeft een achtdaags gaandwerk. Het slagwerk op sluitschijf slaat de hele en de halve uren op een enkele bel. De uren zijn aangeduid met Romeinse cijfers en de minuten met Arabische cijfers. De opwindgaten zijn asymmetrisch geplaatst. Het is gesigneerd Charles du Tertre op de achterplatine van het uurwerk en op de emaille wijzerplaat.
Vrij uit het Frans vertaald naar Jean-Dominique Augarde, 2023.
Deze pendule, van welk model slechts drie exemplaren bekend zijn, uit de voormalige collectie van het Klokkenmuseum in Frederiksoord, maakt deel uit van een groter geheel dat in zijn geheel bestudeerd moet worden.
Aan het begin van de jaren 1770, produceerde de Manufacture Royale de Sèvres reeds in zeer kleine oplages pendules volledig in porselein of met porseleinen ‘plaques’.
In 1771 introduceerde zij een neo-klassiek ontwerp, bestaand uit een halve zuil bekroond door een vaas. Dit was een model dat toen in de mode was, en dat wellicht geïnspireerd werd door een eerder ontwerp van Robert Osmond ((1711-1789)
In eerste instantie produceerde Sèvres de zuil in ‘Bleu nouveau’ porselein, ook wel ‘Bleu du Roy’of ‘Beau Bleu’ genoemd, een model met goud afgebiesde witte cannelures, met een vaas met gouden versieringen. Enkele jaren later, werd de zuil ook in ‘Bleu Celeste’ en Vert’ vervaardigd, voor de modellen zonder vaas of het derde model.
In de verkoopregisters van de Manufacture de Sèvres worden in 1772 “Kolommen voor pendules” voor het eerst genoemd. Maar onder de nieuwe modellen van het jaar 1770 werden al een “vaas op zuil I” en een ‘zuil van de reeds genoemde vaas’ gepresenteerd. Tussen 1772 en 1791, werden minstens 20 of 21 “zuilen voor pendules” verkocht. Deze werden vrijwel allemaal aangeschaft door de marchands-merciers Simon-Philippe Poirier (c.1720-1786) en Dominique Daguerre (c. 1740-1796).
In de verschillende registers van Sèvres treft men verder regelmatig de algemene term “Vaaspendule”. Zo kocht de klokkenmaker Dubois, blijkbaar Germain Dubois (1733 - vóór 1806) op 1 december 1775 een vaaspendule in de kleur ‘Beau bleu’ voor de somma van 96 Livres.
De verschillende modellen:
Hoe dan ook zijn er drie verschillende modellen ontworpen met als basis de halve zuil. De hier beschreven pendule is er één van het tweede ontwerp.
Poirier en Daguerre, de kopers van de meeste zuilen, waren verantwoordelijk voor de verguld bronzen monturen. Zij kozen de bronsgieters, en gaven opdracht de verschillende sokkels en ornamenten te vervaardigen. Op dezelfde manier kozen Poirier en Daguerre de ambachtslieden die verantwoordelijk waren voor de uurwerken. Vanaf 1771 werd Charles Du Tertre hun grootste leverancier, hetgeen hij bleef tot aan zijn dood in 1778.
Het eerste model is vormgegeven als een losse zuil met een vaas als topversiering. In de volgende modellen vormt de halve zuil het centrale element van een grotere compositie. Deze verschillende varianten werden vrijwel gelijktijdig ontwikkeld.
Het eerste model
De zuil is geplaatst op een geciseleerde en verguld bronzen sokkel met takken- en bladmotieven, geproduceerd door Poirier en Daguerre. Sommige exemplaren hebben een tweede marmeren sokkel. De wijzerplaat is omlijst door een bronzen geciseleerde rand en de vaas is gedecoreerd met eikenblad, guirlandes en een dennenappel.
Een exemplaar van de alleenstaande zuil op een ronde basis in blauw porselein, is gekocht door George IV van Engeland en behoort nog altijd tot de Britse Koninklijke Collecties. Het oorspronkelijk uurwerk van dit exemplaar was van de hand van Charles Du Tertre (zie fig. 1)
Een ander exemplaar, ook met een uurwerk van Du Tertre, was eigendom van de hertog Charles-Alexandre de Lorraine (1712-1780), Landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden. De prins liet op de zuil een medaillon met het portret van zijn nicht, Koningin Marie-Antoinette, plaatsen;
‘Een pendule door Charles Du Tertre, Paris; Een weekuurwerk met slagwerk; De kast van porselein in de vorm van een zuil de Sèvres, een kleine vaas dragend, waaronder het portret van de Reine de France; het geheel is versierd met verguld brons’.
Van een variant door Germain Dubois is een voorbeeld uit 1786 in de Wallace Collection en in de voormalige collectie William Redford te vinden. Bij deze laatste is de guirlande samengesteld uit bloemen en fruit (fig. 2)
Het derde model
Het derde model, waarbij de kleine vaas niet voorkomt, bestaat uit een zuil waarop aan de linkerzijde een allegorische vrouwelijke figuur steunt. De figuur staat symbool voor Vriendschap en draagt in één hand twee harten, en in de andere hand een medaillon welke op de zuil steunt. Aan de rechterzijde van de zuil, speelt een putto met een hond, hetgeen symbool staat voor trouw en loyaliteit.
Dit model, waarvan de meeste exemplaren gemaakt zijn rond 1780, is soms uitgevoerd in de kleur ‘Bleu Celeste’ en soms in ‘Vert’. De oorspronkelijke schets is bewaard in het Metropolitan Museum of Art te New York, en werd waarschijnlijk getoond als voorstel aan de Hertog van Saksen- Teschen en zijn vrouw, Aartshertogin Marie-Christine, zuster van Marie-Antoinette, opvolgers van Charles de Lorraine, in Brussel.
Eén exemplaar is tegenwoordig te zien in het kasteel Versailles. Deze pendule met een hemelsblauw fond en een uurwerk door Charles Du Tertre, werd door Poirier en Daguerre op 3 maart 1777 aan de Comte d’Artois, de latere Charles X (1757-1836), geleverd voor de Palais du Temple te Parijs.
De actrice Marie- Josèphe Laguerre (1754-1783) had er ook een in eigendom, haar pendule was voorzien van een uurwerk van Ageron;
‘Slaat het uur en het half uur, in de gecanneleerde porseleinen Sèvres stam van de zuil waarop een vrouwelijke figuur leunt. Zij heeft een medaillon met miniatuur in haar hand’
Mogelijk is dit het exemplaar, uitgevoerd met groen fond, dat zich nu in de collectie van het Boston Museum of Fine Arts bevindt (afbeelding 3).
Een dergelijke pendule, gesigneerd door Sotiau a Paris, werd tevens beschreven in de inventaris van 1806
‘(…)op de schouw van de “salon en suite du salon de musique” van het verblijf van de marquise van Montesson (1738-1806), vrouw en weduwe van de Duc d’Orleans (1725-1785); Een klok getekend Sotiau à Parijs, met slagwerk, op zijn witmarmeren voet, en in zijn beschilderde porseleinen zuil, met figuur en beschilderd medaillon, en verguld koperen ornament […].
Vier exemplaren van Sotiau zijn tot op heden bekend: er is er nog één met de kleur ‘Bleu Celeste’ in de Walters Arts Gallery te Baltimore, en een andere met de kleur ‘Vert’ in de collecties van Charles III, Koning van Groot-Brittannië. Als laatste bezit het Metropolitan Museum of Art in New York een exemplaar met blauw fond, met een uurwerk van Charles Du Tertre, bij welke het medaillon ontbreekt.
Het tweede model; de pendule met zuil, geflankeerd door figuren
Het meeste zeldzame model, nemen wij nu onder de loep. Slechts drie authentieke exemplaren, waaronder twee met uurwerk van Du Tertre, alle in particuliere verzamelingen, zijn tot op heden bekend: Dit hier gepresenteerde exemplaar, een tweede behorend tot de collectie Dimitri Mavrommatis, en een derde exemplaar dat in 1968 in Parijs ter veiling aangeboden werd.
De pendule is als volgt opgebouwd; op een dubbele sokkel is de zuil centraal geplaatst met aan de voorgrond twee Sèvres biscuitporseleinen figuren. Op de achtergrond zijn twee obelisken bekroond met vlammen en versierde kransen en trofeeën in verguld brons.
In tegenstelling tot het Mavrommatis exemplaar dat door John Whitehead werd beschreven, is de bronzen lunet voor de wijzerplaat versierd met muntmotieven.
Een tweede exemplaar is plagiaat geïnspireerd rondom een authentieke Sèvres zuil, waarschijnlijk van de hand van Germain Dubois. De originele door Poirier en Daguerre vervaardigde pendules zijn echter eenvoudig ervan te onderscheiden.
Slechts één exemplaar van deze kopie is bekend. Het verschilt in de vorm van de sokkel, het gouden basement van de zuil, en de bloemenguirlande van de vaas. Daarnaast zijn de obelisken lichtelijk kleiner uitgevoerd, en zij zijn bekroond met bollen in plaats van vlammen.
De exemplaren door Poirier en Daguerre zijn versierd met twee biscuitporseleinen figuren van de “Paris, bereid om de appel, prijs van de schoonheid, te geven”, uit 1770 volgens het sculptuurontwerp uit 1757 van Nicolas Francois Gillet (1709-1791), en met “La Petite Tendresse” een ontwerp uit 1769 van onbekende maker. Beide figuren zijn deel van de surtout, welke door Sèvres vervaardigd werd ter ere van het huwelijk van de Dauphin, de latere Louis XVI, in mei 1770.
Het merkteken van de vergulder, Francois Baudoin, is op de vaas en de zuil te vinden (afbeelding 4).
La “Petite Tendresse” op onze pendule, is gekerfd met de letter B., voor Jean- Jacques Bachelier (1724-1806) (afbeelding 5). Hij leidde het sculptuuratelier in Sèvres van 1767 tot 1773. De datum 1773 is dus de terminus ante quem, ofwel de jongst mogelijke datum voor de productie van deze pendule.
Madame Du Barry
Er is vastgesteld dat Poirier en Daguerre op 27 december 1771 een “zuilpendule met porseleinen figuren” verkochten aan de Comtesse du Barry, voor de somma van 2112 livres. Hoewel de zuil voor de pendule pas in 1772 geregistreerd is bij de Manufacture de Sèvres en hoewel de figuren van porselein genoemd zijn en niet van biscuit of biscuitporselein, ziet men in deze bestelling het hier bestudeerde exemplaar.
De 12 floreal an II (1ste mei 1794) werd een dergelijke pendule in beslag genomen bij de Comte de Provence (de latere Louis XVIII) in de Palais du Petit Luxembourg;
“Een andere pendule op een basement van vuurverguld brons met een afgevlakte zuil van blauw- wit en gouden porselein waarop de wijzerplaat bevestigd is, met dekselvaas als topversiering. Aan beide zijden staande figuren in Sèvres biscuit, daarachter twee obelisken in wit marmer verwaardigd, gedecoreerd met trofeeën, guirlandes, kransen en fakkels.”
Er is wel gedacht dat op basis van deze beschrijving, zonder melding van signatuur, in de pendule van de collectie Dimitri Mavrommatis (afbeelding 6), de pendule van Madame Du Barry te herkennen is. Door de afwezigheid van vermelding van een signatuur, wordt vermoed dat deze pendule ook het exemplaar van de Comte de Provence zou kunnen zijn geweest.
Aangezien er geen enkel spoor lijkt te zijn van de pendule van Madame Du Barry, is bedacht dat de minnares van de Koning de genoemde pendule geschonken zou hebben aan de jonge prins of zijn vrouw Marie-Josephe de Savoie, in 1772.
Deze stelling is om twee redenen zeer twijfelachtig:
Ten eerste, niets kan bewijzen dat Madame Du Barry geschenken aan de kleinkinderen van Louis XV zou gegeven hebben gezien hun zekere vijandigheid jegens haar.
Ten tweede, de kasteelvrouw van Louvecienne was dankzij de gulheid van haar minnaar immens gefortuneerd, hetgeen bij het overlijden van de koning zelfs optelde tot 2.700.000 livres. Men zou kunnen vinden dat de waarde van de aangeboden pendule (van 2112 livres) als geschenk nogal goedkoop voor een prins was, terwijl zij één en al pracht uitstraalde.
De broers Edmond en Jules de Goncourt schrijven in hun biografie over Madame du Barry op botte wijze:
Het leven van Madame du Barry […] is een krankzinnige droom van een dappere vrouw, een waanzin van kosten, een extravagantie van luxe; miljoenen besteed aan modegrillen, miljoenen aan zeldzaamheden van sieraden, […] zijde, fluweel; miljoenen tot wat het meest immens duur is; een vloedgolf van geld, de koninklijke schatkist uitgestort over kleermakers, hoedenmakers, naaisters, etc. In deze wonderbaarlijke inventaris van zoveel wonderbaarlijkheden, in deze hoogtijdagen van uitgaven, alsof zij zijn afgestemd door de rentmeester van een Cleopatra, de kosten en de details, als parels gesmolten door de fantasieën van een vrouw. De oneindigheid van de kostbare metalen; het zilver, het goud, waarmee haar tafel trots is, en waarmee haar jurk is versierd.
Het is derhalve het meest waarschijnlijk dat de in 1794 in beslag genomen pendule simpelweg door de Comte of de Comtesse de Provence gekocht is, vanwege hun grote passie voor de productie van de Manufacture de Sèvres,
De letter B, welke verkeerd werd geïdentificeerd in de negentiende eeuw, brengt ons op het spoor om nog een vergelijkbare pendule, of degene hier bestudeerd, te herkennen in de collectie van de zoon van de bekende schrijver Alexandre Dumas (1824-1895).
‘Pendule uit de Louis XVI periode, in zacht Sèvres porselein, verguld brons en wit marmer: Het uurwerk is gevat in de stam van een gecanneleerde zuil, met als topversiering een vaas met guirlandes. Aan beide zijden een kleine obelisk met bronzen attributen. Op de mooi gevormde basement staan twee beeldjes in Sèvres biscuit: Een Nimf en Paris met in zijn hand een appel.’
Conclusie
De hier bestudeerde pendule, van welk model slechts drie exemplaren bekend zijn, getuigt van het extreme raffinement waar de mooiste composities uit de tweede helft van de achttiende eeuw om bekend staan.
Niet te verwaarlozen is, dat van de drie exemplaren, deze pendule het beste geconserveerd is en ontegenzeggelijk in een exceptionele staat verkeert. Niet alleen is zij van haar originele wijzerplaat voorzien waarop de naam van Charles Du Tertre te lezen is (tot 1778 de officiële uurwerkmaker van Poirier en Daguerre), maar ook de vuurvergulde en zeer fijn geciseleerde bronzen getuigen van een uitmuntende kwaliteit en afwerking.
Het is hierom zeer wel mogelijk dat het deze pendule is die afkomstig is van Madame du Barry of van de Comtesse de Provence. Welke het ook zij, deze pendule is het toonbeeld van de late achttiende-eeuwse verfijning, met een herkomst die hoe dan ook koninklijk te noemen is.
Literatuur:
Augarde, Jean-Dominique, Les Ouvriers du Temps, La pendule de Louis XIV à Napoléon Ier, Genève, Antiquorum, 1996.
Bastien, Vincent, « Simon-Philippe Poirier (vers 1720-1785) », in La Fabrique di Luxe, Les marchands merciers parisiens au XVIIIème siècle, Paris, Paris-Musées, 2018.
Bastien, Vincent, « De Versailles à Paris : la collection de porcelaines du comte et de la comtesse de Provence », Versalia, n° 25, 2020, pp. 71-88.
Baulez, Christian, Madame du Barry de Versailles à Louveciennes, Marly,, Musée-Promenade de Marlyle-Roi, 1992.
Baulez, Christian, « Marie Josèphe Laguerre, diva et collectionneuse », L’Objet d’Art, n°416, 2006, pp. 118-130.
Bellaigue, Geoffrey de, French Porcelain in the collection of Her Majesty the Queen, London The Royal Collection, Enterprises Ltd, 2009.
Ennès, Pierre, « Le surtout de mariage en porcelaine de Sèvres du Dauphin, 1769-1770 », Revue de l'Art, 1987, n°76. pp. 63-73.
Goncourt, Edmond et Jules, La du Barry, Paris, Editions Payot & Rivages, 2018.
Hughes, Peter, The Wallace Collection, Catalogue of Furniture, Londres, The Trustees of the Wallace Collection, Londres, 1996, tome I pp.
Hugues, Peter, French Eighteenth-Century French Clocks and Barometers in the Wallace Collection, Londres, 1994.
Munger, Jeffrey & al., The Forsyth Wickes Collection in the Museum of Fine Arts Boston, Boston, Museum of Fine Arts, 1992.
Ottomeyer, Hans et Pröschel, Peter, Vergoldete Bronzen, Die Bronzearbeiten des Spätbarocks und Klassizismus, Munich, 1986.
Pinot de Villechenon, Marie-Noëlle, & al ; Falconet à Sèvres ou l’art de plaire, 1757-1766, Paris, RMN, 2001.
Préaud, Tamara, Scherf, Guilhem, La Manufacture des Lumières, La sculpture à Sèvres de Louis XV à la Révolution, Dijon, Editions Faton, 2015.
Savill, Rosalind, The Wallace Collection, Catalogue of Sevres Porcelain, Londres, The Trustees of the Wallace Collection, 1988.
Watson, F.J.B., Wallace Collection, Furniture; Londres, The Trustees of the Wallace Collection, 1956.
Whitehead, John, Sèvres sous Louis XVI, le premier apogée, Paris, Éditions courtes et longues, 2010
Wereldwijde verzending mogelijk