Een paar deels vuurvergulde en deels gepatineerd bronzen kandelabers met torsende Vestaalse maagden. Het taps toelopende gepatineerde basement staat op een vuurvergulde plint, en is gedecoreerd met vuurvergulde appliques in de vorm van een staande vrouw. Hierboven bevindt zich een vuurvergulde bal waarop de centraal geplaatste gepatineerd bronzen figuur in de vorm van een Vestaalse maagd, lijkt te balanceren terwijl zij de vuurvergulde kaarsenhouders op haar hoofd torst. De drie armen ontspruiten vanuit de basis, rondom de centrale kaarsenhouder in de vorm van een brandend vuur.

Het Romeinse college van Vestaalse maagden bestond uit priesteressen die hun leven wijdden aan de godin Vesta. Hun belangrijkste taak was het brandend houden van het eeuwige haardvuur in de tempel van Vesta. Daarnaast verrichtten zij vele rituele handelingen rondom het onderhoud van de tempel en de verering van Vesta. Zo haalden zij water uit de heilige bron van de nimf Egeria om de tempel schoon te houden, en brachten ze kleine offers op het vuur in de tempel. De Vestaalse maagden werden op zeer jonge leeftijd geselecteerd en aangesteld voor een periode van ten minste 30 jaar. Zij genoten een vooraanstaande sociale status maar waren wel aan strenge regels gebonden, met name met betrekking tot hun kuisheid. Wanneer een maagd deze regels schond, kon zij levend begraven worden.