Dit Zuid Duits, vermoedelijk in Augsburg of Munchen vervaardigd, huisaltaar is met zekerheid van de hand van een zeer kundige, vooralsnog onbekende, meester beeldhouwer. Zowel de centraal geplaatste plaquette als de maniëristische uitvoering van het altaar dat de plaquette omsluit, is met enorme virtuositeit tot stand gekomen. Ook de zeer verfijnde en gedetailleerde uitvoering van het sculpteerwerk draagt bij aan de veronderstelling dat hier een meester aan het werk is geweest. Deze kleine huisaltaren waren een zeer luxueus, kostbaar en zeldzaam goed.
Het altaar omvat een fijn gesculpteerde plaquette met het onderwerp van de bewening van Christus. Het onderwerp de bewening is veelvuldig verbeeld in de kunst. Het is het moment tussen de kruisafname en de graflegging. Sinds de elfde eeuw is deze voorstelling een vast onderdeel in de cycli over het leven van Christus, ondanks het feit dat het niet in de bijbel is beschreven.
Het lichaam van Christus, net van het kruis afgenomen, hangt slap in de schoot van zijn moeder Maria. Zijn armen zijn gespreid. Zij wordt ondersteund door Johannes, aan wie Jezus de zorg voor zijn moeder vanaf het kruis had toevertrouwd. Drie heilige vrouwen bewenen Christus. Maria Magdalena is herkenbaar aan de zalfpot. Op de achtergrond worden de ladders bij het kruis weggehaald. Vanuit een grot, het graf, kijkt Nicodemus toe. Hij zou volgens de bijbel Christus balsemen en begraven.
Hoewel in de catalogus van de tentoonstelling Kunstbezit rondom Laren 1958 dit huisaltaar als Pieta wordt omschreven, is het een bewening en geen Pieta. Op een Pieta zijn alleen Maria, Christus en eventueel engelen verbeeld. Doordat er op deze voorstelling meer bijfiguren staan heet dit een bewening.
Aan de zijkanten van het altaar zijn twee losstaande discipelen weergegeven. De een lijkt om de rand van de lijst naar de voorstelling te kijken en de ander kijkt in vervoering omhoog. Omdat de attributen ontbreken is het niet te zeggen om welke discipelen het hier gaat.
In de bekroning van het altaar bevindt zich een ovale cartouche met een familiewapen met een opvliegende adelaar gewend richting een stralende zon. Dit familiewapen kan geïdentificeerd worden als dat van het Noord-Franse adellijke geslacht Remy (Remÿ), ook genaamd Remy de Campeau. Door de aanwezigheid van dit familiewapen in de cartouche is met grote zekerheid vast te stellen dat zij ooit eigenaar zijn geweest van dit altaar. Zij waren echter zeker niet de opdrachtgever omdat deze cartouche van ander hout en latere datum is. Daarnaast zijn zij pas in 1758 in de adelstand verheven.
Tentoonstelling:
Kunstbezit rondom Laren 13de-20ste eeuw: schilderijen, beeldhouwwerken, Singer museum Laren 1958 no. 53 ( als Italië 16de eeuw).
Wereldwijde verzending mogelijk