×
Home Collectie Events Over ons Contact

Vlaams Kunstkabinet met met lak en schildpad, Antwerpen



Vlaams Kunstkabinet met met lak en schildpad, Antwerpen

In de Zuidelijke Nederlanden van de zeventiende eeuw bloeiden zowel de beeldende kunst als de decoratieve kunsten. Met gevestigde en belangrijke havens in Antwerpen, Brugge en Gent worden de lage landen een van de belangrijkste doorvoergebieden in Europa voor de export van lokaal vervaardigde kunst en kunstnijverheid en voor de import van luxe goederen en kostbaarheden. Vooral de uit de Oriënt geïmporteerde rijkelijk geornamenteerde gelakte kisten en kabinetten, ingelegd met zeldzame en exotische houtsoorten en intrigerende en complexe decoraties in parelmoer waren zeer gewild. Met de stijging van de vraag naar deze luxueuze meubels en objecten, ontwikkelde zich een lokale productie van dit soort objecten door Vlaamse kunstenaars en meubelmakers – vooral in Antwerpen – die zich de vaardigheden en technieken eigen maakten om zelf dit soort meubels te kunnen vervaardigen. Zo ontwikkelde zich een eigen traditie in de productie van Vlaamse lak-meubelen. De kunstenaars en meubelmakers waren geen slaafse navolgers van de Oriëntaalse voorbeelden, maar ontwierpen meubels en objecten in hun eigen ongeëvenaarde stijl van Vlaamse lakkunst, waarvan dit kunstkabinet op voet een prachtig en zeldzaam voorbeeld is.

Dit buitengewone en belangrijke kunstkabinet op voet, dat nog steeds in een uitmuntende conditie verkeerd, is gefineerd met ebben en schildpad en ingelegd met lak op een eiken- en zachthouten kern. Het kabinet staat op zijn oorspronkelijke voet die gefineerd is met ebben, schildpad en lak. Zowel de voet als het kabinet zijn ingelegd met een polychrome lak-composiet die bekend staat als „Laque incrusté“ ofwel lak-marqueterie. Bij deze typisch Vlaamse wijze van meubel-ornamentering worden met schildpad gefineerde kabinetten geaccentueerd met een type lakwerk dat niet alleen geïnspireerd was op de oorspronkelijke Oriëntaalse voorbeelden, maar ook sporen vertoonde van de Italiaanse scagliola techniek die, als het ware, een substituut was voor „pietre dure“. Bij de „laque incrusté“ techniek wordt een gekleurde lak vervaardigd met behulp van mengsels van bijenwas, schellak en andere kleurstoffen of pigmenten, gecombineerd met zeer fijne stukjes marmer of parelmoer. Eenmaal gepolijst leek het oppervlak van deze lak op namban lak, zoals die in Japan voor de export markt werd vervaardigd.
De schildpad-fineer op dit kabinet is toegepast bovenop een rode ondergrond ingelegd met ivoren en ebben stroken. Het kabinet is gedecoreerd met de originele ornamenten in verguld messing en stroken verguld koper. Het rechthoekige bovendeel van het kabinet herbergt twee secties met elk vijf laden met daartussen een architecturale „aedicule“. De kern van de laden is vervaardigd uit Purperhart ofwel Amaranth. De ladefronten zijn gevat in een geribde ebbenhouten omlijsting en gefineerd met een schildpad ovaal op een rode ondergrond in het midden, geflankeerd door lak-decoraties van krullen in gekleurd marmer-composiet en stukjes paarlmoer. Centraal op ieder lade-front bevindt zich een geornamenteerde verguld messing sleutelplaat. De schrijn-vormige ‚aedicule‘ heeft twee dubbele deurtjes met boven en onder een lade die door de constructie niet opvallen. De bovenste lade heeft een fronton met in het midden een ovaal paneel binnen een verguld messing cartouche geflankeerd door guirlandes, met daarboven een gebroken timpaan of pediment dat aan beide zijden wordt geflankeerd door een steigerede Pegasus in verguld messing. De deurtjes zijn gedecoreerd met halfronde pedimenten, elk gedecoreerd met een messing schelpvormig ornament boven een ovaal cartouche en geflankeerd door twee messing dolfijnen. Onder het boogvormige patroon van ingelegd ivoor bevindt zich een groot schelpvormig ornament met symmetrische guirlandes. In het midden, zowel als aan elke zijde van de deuren staan drie imposante kariatiden in de vorm van Tritons, geplaatst op vierkante baluster-vormige kolommen, gedecoreerd met verguld messing ornamenten. Naar beneden toe lopen deze kolommen door in drie voluut-vormige consoles. In de middelste van de drie kolommen bevindt zich het slot van een verborgen lade. Tussen de consoles bevinden zich twee ovale, concave schildpad cabochons binnen verguld messing cartouches met bladranken. Het gehele exterieur van de bovenkast is gefineerd met ebben en schildpad met een rode achtergrond, geornamenteerd met verguld messing armaturen. Opvallend is dat alle ornamenten op de ‘Aedicule’, zoals Pegasus, schelp-vormen, dolfijnen en Tritons allemaal passen binnen hetzelfde maritieme thema en dat zelfs de overige materialen, zoals paarlemoer en schildpad met dit thema kunnen worden geassocieerd.

De dubbele deurtjes van de ‘Aedicule’ zijn opgehangen aan H-vormige verlengde scharniertjes, zodat de deuren volledig vlak geopende worden en zo het zogenaamde ‘perspectief’ tonen, in bronnen uit de zeventiende eeuw ook wel ‘Prospectiefke’ genoemd: een gespiegeld architecturaal interieur met een geblokte vloer dat de indruk van ruimte moet suggereren. De binnenzijde van elk van de deurtjes heeft een rechthoekig paneel gefineerd met een geometrisch patroon in palissander- en ebbenhout. Het theatrale interieur, met zijn dubbele boog, wordt geflankeerd door twee Korinthische zuilen gefineerd met schildpad en gekroond met twee verguld messing kapitelen, gedecoreerd met acanthus blad. Tussen de pilaren bevindt zich een kleine lade met geribde lijst – in een zelfde stijl als de laden op de buitenzijde, maar dan ingelegd met twee achthoekige plaques in schildpad. Dit decor vormt de basis voor het ‘perspectief’. De getoogde en gespiegelde panelen, die opgebouwd zijn in een ingewikkeld patroon met meerdere facetten worden gescheiden door vergulde houten kolommen.
Op de zijkanten van het cabinet twee gefineerde panelen met twee rechthoekige ornamenten op een ebbenhouten achtergrond gevat in een ivoren omkadering en met een achtergrond van schildpad. Hierbinnen elk vier hoekornamenten met zeven zijden die zijn gedecoreerd met ornamenten in ‘laque incrusté’ met daarin verspreid deeltjes van parelmoer en gekleurd marmer in diverse kleuren. De hoekornamenten [spandrels] zijn gedecoreerd met voluten en bladranken. Tussen de twee panelen zijn ook twee decoraties aangebracht met uitgewerkte voluut-vormen.

Het cabinet staat op zijn oorspronkelijke voet bestaande uit een fries gedragen door acht poten. De voet heeft een eiken en zachthouten kern en ebbenhout en is gefineerd met schildpad, ebben fineer en decoraties in lak. Het bovenste deel, de fries, bevat drie laden die zijn gedecoreerd op vergelijkbare wijze als het bovendeel met geribde ebben lijsten en fineer van schildpad op een rode ondergrond en omgeven door decoraties in ‘laque incrusté’. De laden worden onderbroken door consoles met verguld messing ornamenten. De consoles zijn ook toegepast op de zijkant.
De fries rust op acht poten. De voorste vier poten zijn gedraaide kolommen die rusten op vier balustervormige voeten. De achterste poten zijn vier vierkante eenvoudige kolommen. De voorste vier kolommen worden aan de boven- en onderzijde afgedekt met een verguld messing montuur dat de kolom het uiterlijk geeft van een Solomonische kolom met zijn karakteristieke spiraalvormige lichaam. Aan de onderzijde worden de poten bijeengehouden door een entretoise gefineerd met gefineerde panelen met geometrische vormen.
Het gemiddelde Antwerpse gelakte kunstkabinet was meestal relatief klein van afmeting. De meeste tafelkabinetten hebben slechts één lade, of soms twee of drie, laat staan vier lagen van twee of meer laden. Dit kabinet op voet behoort echter tot de zeldzamere categorie van grote kabinetten en kan alleen vergeleken worden met de weinige vergelijkbare exemplaren die bekend zijn, zoals het kabinet op voet met bijbehorende tafel uit het midden van de zeventiende eeuw in de collectie van het Victoria & Albert Museum in Londen; het kabinet dat bewaard wordt in het Stadhuis van Oudenaarde, België; en het kabinet op voet uit de collectie van het Kestner Museum in Hannover, Duitsland.

Historische context van de Zuid-Nederlandse lak-kabinetten.
Zoals hierboven uiteengezet, is het kabinet op voet gedecoreerd met, onder andere, de ‘laque incrusté’ techniek, waarmee de Orientaalse lakkunst en Italiaanse ‘Pietre Dure’ werden nagebootst. Dit weerspiegelde de nauwe handelsbetrekkingen van de Zuidelijke Nederlanden en meer bepaald die van Antwerpen, met het zuiden van Europa en met Oost-Azië in de zeventiende eeuw. De Lage Landen waren vermaard om hun schilderkunst, prenten, boekdrukkunst, meubels, muziekinstrumenten, wandtapijten en ook voor hun overige luxeproducten en objets d’art. De eerste vermeldingen van meubelmakers in Antwerpen dateren van 1596 en vanaf 1621 zijn de ebénisten (klein-meubelmakers) voldoende talrijk om te kunnen toetreden tot het gilde van meubelmakers. Vanaf het tweede kwart van de zeventiende eeuw worde de ontwerpen van de meubelkunst in Antwerpen gedurfder in decoratie, groter van afmetingen en meer homogeen in hun uitvoering. De Antwerpse kabinetten werden voornamelijk vervaardigd voor de lokale markt, met name de gegoede burgerij en de adel, maar werden ook geëxporteerd. Een van de meest vooraanstaande vervaardigers van meubels in Antwerpen was de familie Forchondt. Melchior Forchondt, een meubelmaker van Silezische afkomst, vestigde zich in Antwerpen rond ca. 1603 en werd in 1632 ingeschreven in het gilde van Sint Lucas. Vanaf 1632 hadden zijn twee zonen de leiding over de onderneming die kabinetten exporteerde naar alle delen van Noord-Europa, via een complex netwerk van zakelijke contacten.

Hoewel de Zuidelijke Nederlanden de meest waarschijnlijke plaats van herkomst van het kabinet zijn, is het niet geheel zeker dat alle onderdelen ook daar vervaardigd zijn. Vanaf ca. 1650 wordt de handel in gelakte meubels, weliswaar mondjesmaat, vermeld in de toenmalige bronnen. Antwerpen blijkt daarbij niet alleen de voornaamste plaats van herkomst te zijn van gelakte voorwerpen en objecten, maar ook de plaats waar het type kabinetten, zoals hier besproken, wordt vervaardigd. Inventarislijsten uit de tweede helft van de zeventiende eeuw in Antwerpen vermelden vaak objecten van ‘lakwerk’, hoewel het daarbij geenszins zeker is of het hier Oosterse objecten betreft of specimen vervaardigd in Europa. Gelukkig is er bewijs van commissies van lakwerk meubels bewaard gebleven in de archieven, omdat meubels vaak werden vervaardigd op grond van gedetailleerde contracten opgesteld ten behoeve van de cliënten of kunsthandelaren. Vanaf ca. 1660 kunnen aanwijzingen in het archief van de hiervoor genoemde Antwerpse familie Forchondt worden gevonden voor de levering van meubels gedecoreerd met lakwerk en schildpad. Ook in het archief van het Brusselse atelier van ‘ebbenhoutwerker’ Gaspard de Vleesschouwer kunnen vanaf ca. 1650 aanwijzingen worden gevonden dat hij kabinetten met lakwerk leverde. Hoewel Antwerpen duidelijk het voornaamste centrum voor de vervaardiging en handel van kabinetten met lakwerk was, werden deze meubels ook in andere Vlaamse steden, en met name Brussel, vervaardigd.
Aangezien het niet verplicht, of zelfs gebruikelijk, was om meubels te stempelen of te signeren is het vaak lastig om met voldoende zekerheid een meubel aan een specifieke meubelmaker toe te schrijven. Daarnaast wijst onderzoek uit dat specifieke meubels uit die periode zoals kabinetten – in die periode ‘cantoor’ genoemd – of schrijfmeubelen – doorgaans ‘scriban’ genoemd – maar al te vaak het product waren van samenwerkingsverbanden van ambachtslieden met specifieke vaardigheden. De kern werd gemaakt door de ébéniste (meubelmaker) en de decoraties en monturen door gieters, beeldsnijders, schrijnwerkers en houtdraaiers en, niet te vergeten, lakwerkers. Verder werden schilders, vergulders, spiegelmakers, gieters en slotenmakers ingeschakeld. In Antwerpen kunnen in de archieven bijna 60 meubelmakers worden gevonden die in de zeventiende eeuw werkzaam waren, de meesten daarvan gevestigd rond de Vrijdagmarkt, de wijk waar ook de meeste kunsthandelaren. Het voorgaande toont aan dat de toeschrijving van individuele kabinetten aan een specifieke meubelmaker een zeer speculatieve component in zich bergt.

Het gebruik van Kunstkabinetten
In de Zuidelijke Nederlanden werden kunstkabinetten bij voorkeur in de slaapkamer geplaatst, vooral wanneer die ook als ontvangstruimte werd gebruikt, maar ook in de ruimte die in de zeventiende eeuw werd aangeduid als ‘salet’ een kleine ontvangstruimte op de begane grond of de eerste verdieping. Een klein kabinet werd doorgaans op een tafel geplaatst, grotere kabinetten, zoals het hier besproken exemplaar, hadden doorgaans hun eigen bijpassende voet. De rijke ebben en schildpad decoratie van de buitenkant zou prachtig contrasteren met het lederen, goud-op-snee behang en weerspiegelen in een grote rechthoekige spiegel op een overstaande wand en een schilderij boven het kabinet. Vaak werden de spiegels tegelijk met de kabinetten besteld, zodat het ensemble een elegant geheel zou vormen. Het was verder nog gebruikelijk om op het kabinet een crucifix te plaatsen. In de welvarende periode waarin deze kabinetten populair waren was het niet ongebruikelijk om meerdere, in zeldzame gevallen tot wel vijf, kabinetten in één ruimte te plaatsen.
Niettegenstaande het feit dat een kunstkabinet een kostbaar en gekoesterd bezit was op zichzelf, werden ze vaak gevuld met ook op zichzelf weer kostbare objets d’art. Dit waren vaak munten, bijoux, zilveren doosjes, pomanders, pomade-doosjes en parfum flesjes. Verder ook kleine sculpturen en miniaturen, luxe textielen, zoals kragen, manchetten en linten en strikken in zijde of kant. Curiositeiten uit die periode, zoals bijzondere schelpen, amber, ivoor, rots-kristal, parelmoer, edelstenen en halfedelstenen waren ook voorwerpen om in het kabinet te bewaren. Voor de meest bijzondere en kostbare bezittingen werd vaak voorzien in een geheime lade of bergruimte.
In het gespiegelde ‘Perspectiefke’ werd een zeer bijzonder artefact geplaatst, vaak een sculptuur, die op deze wijze van meerdere zijden tegelijk kon worden bewonderd. Het toepassen van spiegels op deze specifieke wijze en het gebruiken van andere optische illusies was populair in de zeventiende eeuw. Deze optische grapjes waren voornamelijk gebaseerd op de ‘Catoptrics’, de mathematische theorie van Euclides betreffende spiegeling en reflectie, een Griekse wetenschap die ook in de zeventiende eeuw nog werd bestudeerd door vooraanstaande Europese schrijvers en wetenschappers. De aanwezigheid van een ‘Perspectiefke’ in een kunstkabinet is een typisch grapje van de Barok, de illusie van ruimte wekken in een beperkte omgeving of een afbeelding van het gepresenteerde kunstwerk op een slimme manier meerdere malen weergeven.

Literatuur:
Christopher, W. [ed.] (1996). Western Furniture 1350 to the Present Day. London: Victoria & Albert Museum
Fabri, R. (1989). Zuid-nederlandse pronkmeubels. 16de – 18de eeuw. Brussel: Generale Bank
Fabri, R. (1991). De 17de-eeuwse Antwerpse kunstkast. Kunsthistorische aspecten. Brussel:  AWLsK
Hall. M. (1994). The English Country House from the Archives of Country Life. London: Mitchell Beazley
Kesel, W. G. de. (1989). Laques Flamandes du XVIIe Siècle. In: Estampille. No. 223
Kesel, W. G. de (1991). Vlaams Barok Meubilair in Lak. Dronge: Rectavit Publicaties
Kesel, W. G. de & Dhont, G. (2012). Flemish 17th Century Lacquer Cabinets. Oostkamp: Stichting Kunstboek bvba
Mercer, E. (1969). The Social History of the Decorative Arts - Furniture. London
Miller E. & Young, H. [eds.] (2015). The Arts of Living. Europe 1600-1815. London: V&A Publishing
Wolvesperges, T. (2000). Le meuble en Belgique. 1500-1800. Brussels: Racine



 
Vlaams Kunstkabinet met met lak en schildpad, Antwerpen
Prijs op aanvraag
Provenance
Privécollectie, Rome
Periode
ca. 1660-1670
Materiaal
parelmoer, verguld messing en koper
Afmetingen
157 x 93.5 x 51.5 cm

Wereldwijde verzending mogelijk