Een paar rijk gesneden Fauteuils à la Reine op voluutvormig gebogen poten.
Het snijwerk op de poten bestaat uit coquilles (schelpvormen) en acanthusblad. De front- en zijregels zijn gedecoreerd met schuimranden en bladmotieven, terwijl de frontregel in het midden een cartouche toont met asymmetrisch bloem- en bladwerk. De achterregel is eenvoudig maar fantasievol gesneden in de vorm van een accoladeboog.
De aanhechting van de armleuningen op de zij-regel wordt fraai benadrukt door hoog opgaand snijwerk met acanthusblad en de armleuningen zelf tonen eveneens gesneden acanthusbladeren.
De rugleuning krijgt zijn elegante gebogen vorm van stijlen en regels in langgerekte C- en S-voluten. Zijstijlen zowel als bovenregel zijn gesneden met schuimranden en acanthusblad, terwijl de onderregel met bladtakken versierd is.

Deze fauteuils staan in de beste traditie van de “Style Rocaille”, met hun golvende lijnen die de zwaartekracht en – vooral in de poten – het dragende element lijken te ontkennen.
Zij worden “fauteuil à la Reine” genoemd vanwege de rechte rug. Dit in tegenstelling tot de “fauteuil en cabriolet” die een rond gebogen rug bezit.
De aan de voorkant breed uitlopende zitting en de enigszins naar buiten gebogen en tamelijk ver naar achteren staande armleuningen waren in de jaren ’40 en ’50 van de 18e eeuw noodzakelijke elementen van fauteuils. De brede rokken die de damesmode voorschreef mochten immers niet in de knel komen.