Een luiermandskabinetje met kruisvoet op vier getordeerde poten op afgeplatte bollen. De kruisvoet is aan de bovenkant gedecoreerd met een geprofileerde rand. De voet van het kabinet is voorzien van een lade met twee houten knoppen.
De kast heeft twee paneeldeuren waarvan de panelen zijn gefineerd met fraai gespiegeld notenhout in driehoek-, ruit- en vlindervorm.
De hoekstijlen en de middenstijl van het front hebben een pilastervorm met geprofileerde basementen en kapitelen waarop de, eveneens geprofileerde, kap rust.
De pilasters zijn gedecoreerd met snijwerk van festoenen bestaand uit bladranken met bloemen en fruit. De festoenen hangen aan een strik en eindigen in kwasten, zij tonen onder meer granaatappels, druiven, rozen en zonnebloemen.
Het interieur bevat drie planken en een lade.
Granaatappels en druiven symboliseren onder meer vruchtbaarheid, terwijl de rozen en zonnebloemen espectievelijk liefde en onwankelbare toewijding verbeelden.
Deze symbolen zijn natuurlijk zeer toepasselijk voor een luiermandskabinetje dat tenslotte bedoeld was voor de babyuitzet van kleertjes, luiers en beddengoed voor de wieg.

Literatuur:
Jet Pijzel-Dommisse, Het Hollandse pronkpoppenhuis, interieur en huishouden in de 17e en 18e eeuw, Amsterdam/Zwolle 2000.
James Hall, Hall’s Iconografisch Handboek, Onderwerpen, symbolen en motieven in de beeldende kunst, in de vertaling door Theo Veenhof, Leiden 1993.