Een zeer elegant rechthoekig verrijdbaar Weens tafeltje met opklapbare bladen aan de zijkanten, een centrale lade, afgesloten door een verschuifbaar blad, en een plateau tussen de taps toelopende poten. De vorm van het meubel wordt benadrukt door de contrastrijke combinatie van citroen- en ebbenhout. Alle zichtvlakken zijn op eenzelfde wijze versierd door het fineer, waarbij het citroenhout omrandt wordt door het ebbenhout waarin zich weer messing biezen bevinden. Hierdoor worden de sobere maar zeer verfijnde lijnen van het tafeltje geaccentueerd. Ook de taps toelopende poten zijn op de hoeken ingesnoerd in het ebben en gefineerd met citroenhout in een halfronde vorm, waardoor de poten licht afgeronde hoeken krijgen.

Dit tafeltje is een typisch voorbeeld van het vooruitstrevende en inventieve Weense ontwerp uit het begin van de 19e eeuw. Als antireactie op de meer pompeuze en overdadig uitgevoerde Franse Empire-stijl, ontwikkelde zich in Wenen een lichtere meubelstijl waarbij ook meer oog was voor het functionele, namelijk de Biedermeier-stijl. Dit tafeltje dateert uit het begin van deze periode.

De innovatieve sfeer aan het begin van deze periode, door de aandacht die er was voor rondingen en delicate constructies, leidde uiteindelijk tot een nieuwe vorm met een steeds delicatere constructie, waarbij elegantie en fragiliteit de boventoon voerden. Deze zeer verfijnde meubelen, vormden uiteindelijk de basis voor de meubelmakers van het biedermeiertijdperk.